Wanneer de zon een cirkel is,
Een cirkel in een cirkel is van vuur,
Op dat uur
Heb ik mensen om me heen.
Nee ik ben niet alleen, nee niet alleen.
Oranje rode vlammen
Van de rozen-rozen-rozen.
Oranje boven! Oranje boven!
Vanuit het bos zo groen als mos.
Ik heb mijn vrienden om me heen gekozen.
Om de liefde ahahahah,
Kan je geloven in iets anders
Dan samen zijn en een te zijn,
Alleen zijn met elkaar?
Gezicht in schemerduister.
Mensen om me heen.
Gezang en zacht gefluister.
Mensen om me heen.
Muziek en lege glazen.
Mensen om me heen.
Het dansen van de dwazen.
Mensen om me heen.
En bootje roeien, stoeien
En de boterbloemen bloeien,
Een zonnebloem en bereklauw,
De hemel wit grijs helder blauw.
Wanneer er witte sterren zijn,
Maan en planeten verre zijn en zacht,
Lacht de nacht,
Dan heb ik mensen om me heen.
Nee ik ben niet alleen, nee niet alleen.
Oh nachten dat ik jou zocht
In de zomer-zomer-zomer
Ver van de vijver in het woud
En overal de warme geur van honing.
In de wind ahahahaha,
Kan ik geloven in iets anders
Dan altijd zijn en eeuwig zijn,
Voorgoed en overal?
Met kinderen en dieren.
Mensen om me heen.
Midzomernachtplezieren.
Mensen om me heen.
En liggen bij het vuur.
Mensen om me heen.
Om vijfentwintig uur.
Mensen om me heen.
De liefde zonder kleren
En steeds iets anders leren.
En dansen met de harteband,
Een lied dat niemand anders kent.
Wanneer de ijzelvijzel
De wolkenstamp tot sneeuw verdampt
En engelenhaar,
Dan heb ik mensen om me heen.
Nee ik ben niet alleen, nee niet alleen.
Een groep van vrienden
In het bonte ronde-ronde-ronde.
Dat gaat naar Den Bosch toe,
Zoete lieve Gerritje.
Kan ik me warmen aan hun vuur,
Maar een muur van kristallijnen schubben
Zal ons scheiden ahahahaha.
Had ik maar een hamer in de morgen
Die breken zou de glazen kou
Van stilte om me heen.
Mensen om me heen.
Mensen om me heen.
Nooit alleen, nooit alleen.
Mensen om me heen.
Nooit alleen.
Mensen om me heen.
Nooit alleen.